donderdag 26 november






De laatste twee dagen staan we aan zee en de zon schijnt! Meestal wordt het wat slechter weer als we naar de zee willen, maar de zon schijnt nu al twee dagen “abundant”. Net zoals bij ons kun je uren en dagen palaveren over het weer. En dat doen ook de aussies, alleen klagen ze niet zoals bij ons. En nochtans hebben ze alle reden tot klagen. Toen we 4 dagen geleden vertrokken van North Head en eventjes halt hielden in Ulladulla (wat een fantastische naam, niet) was het weer uitnodigend zonnig en ongeveer 28 graden, ideaal dus. Op mijn Aussietelefoon kan gratis het weerberichr raadplegen. En terwijl we aan zee een meeneempizza, kijk ik eventjes het weer na op de plaats meest dichtbij bij Ulladulla (Nowra, 50 km van Ulladulla) en het weerbericht zegt dat het er nu 40 graden. We lachen er eens goed mee, ja het weerbericht is hier van hetzelfde allure als de Belgische 90% ernaast ;-) We rijden door naar Nowra want we willen naar Kangeroovalley, een tip van Paul. In onze airco-koude camper rijden we naar Nowra en nog een 20km verder via een zeer bochtig baantje en soms toch wel heel smal. We voelen al de hele rit sinds Ulladulla een stevige wind. Kangeroovalley blijkt zeer mooi te zijn. Een uitnodigend groen veld aan een rivier waar we gratis kunnen kamperen. We stappen uit de auto om een plaatse te vinden en vallen bijna van ons stokje. Een stevige hete lucht blaast in ons gezicht. Jawadde dit is hoe 40 graden aanvoelt, het is ongemeen heet. En door de stevige wind, lijkt het echt alsof ze terug de haardroger in ons gezicht staan te blazen. Ja een plaatsje uit de wind en in de schaduw is hier niet mogelijk. Ik wil het liefst niet onder een boom staan, want ze voorspellen onweer en bliksem is één van de oorzaken van bushfires dus liefst in een open ruimte, met natuurlijk dan de wind en de zon in ons smoeltje. Een tijdje later komen jonge gasten toe en ze stappen uit de auto met identiek dezelfde reactie als wij: shit this is damn hot, let just get back in to the car.
Volgens Paul komen hier 's avonds de wombats uit. We hebben nu al zoveel tijd in Australia doorgebracht maar nog nooit hebben we een wombat gezien. Om 19u wanneer de zon langzaam achter zijn horizon kruipt, wandelt de eerste wombat parmantig over het veld. Plots zien we overal wombats opduiken. Ze zijn de grootte van big, maar harig als een beer en ze grazen als een koe. Vol fascinatie bestuderen we deze beesten. 's Nachts houdt niet alleen de hitte maar ook de wombats ons uit onze slaap. Waarschijnlijk hebben ze last van vlooien of zo, maar ze hebben blijkbaar een ongelooflijke behoefte om zich te krabben en blijkbaar vinden ze de pootjes van onze mobiel hier ideaal voor. Dus midden in de nacht wordt de mobiel heen en weer geschud door de verschillende wombats die zich aan de poten komen krabben.
's morgens is het grijs en nog slecht 16 graden. De temperatuur loopt die dag niet verder op dan 19 graden, dat is meer dan 20 graden op amper een paar uur tijd. De weerman vindt dit fantastisch, en eigenlijk is het dat ook. Want de hitte van de voorbije dagen is dramatisch voor de bushfires, en de regen en koele lucht zorgt dat dit gevaar iets minder wordt en iedereen terug opgelucht kan adem halen.
Via de GPS vinden we een garage (Ultratune) om de auto een service te geven, we overnachten in Wollongong en rijden de volgende dag door naar een regenwoudNP. Prachtig aangelegd, de weg er naartoe is toch wel echt off road maar dat zijn we al gewoon. Nadien blijkt dat we hier niet mochten staan, maar we hebben er toch maar van genoten.
En nu staan we dus aan het strand, een prachtige baai, wit zand, kangeroos die de ganse dag hier ronddwalen, goanna's die af en toe voor onze mobiel passeren.

zaterdag 21 november



Zaterdag 21 november
Vandaag zijn we geland op zo'n 150 km van Sydney. We staan in een bush campground van een NP aan zee. Vandaag was het slechts 26 graden, bewolkt en dat voelt aan als een verfrissing na de 39 graden gisteren in Canberra. Vandaag is trouwens de dag van wildlife spotten. Na 10 km dirt road die er behoorlijk slecht bijlag want de weg heeft in het verleden geleden onder de regen waardoor er veel scheuren en potholes zijn. Maar hier aangekomen, kijken we uit op de zee met zijn woeste rotsen. Tijdens een korte wandeling horen we plots geritsel achter ons, we denken dat we een goanna zien, maar meteen zien we onze fout: dit is een snake en een behoorlijk grote. Zot als ik ben van slangen, stap ik behoedzaam achteruit tot ik een paar meter ervan ben. Nico blijkt op een paar meter naar de slang kijken terwijl hij uit het gras voor onze neus wegslingert. De slang is bijna 2 meter lang, donker met gele vlekken en ik zie zijn gespleten tong zoeken naar een heerlijke maaltijd. Wildlife nummer 1. We wandelen terug naar de campground en plots horen we terug geritsel- ik spring bijna in Nico zijn armen maar dan blijkt dat het deze keer geen slang is maar een donkere walliby met een gele buik. Hij of zij kijkt even verschrikt naar ons als wij naar hem/haar. Wildlife 2. We wandelen naar de zee en zien plots drie vinnen voor ons opduiken. Met veel geduld blijven we naar de zee staren en jawel 3 dolfijnen zwemmen in de baai. Wildlife nummer 3. We beklimmen de rotsen aan de zee en plots merkt Nico in de spleten van de rotsen grote krabben die ons wat vertwijfeld aankijken: aanvallen of terugtrekken? Wildlife nummer 4. Op de terugweg zien we een grijze kangeroe grazen. Jawel wildlife nummer 5. Terug in de camping zien we boven ons een laughing kookaburra, we herinneren ons levendig hoe de vorige keer een kookaburra een brood uit Nico zijn mond stal en zijn maw op onze hoede. Wildlife nummer 6. Terwijl we 's avonds zitten te eten horen we boven ons geritsel. Met de zaklamp zien we twee possums uit de boom klimmen. Moeder possum (zo'n 50 cm groot) met op haar rug kleine possum. Wildlife nummer 7. Een beetje later zie ik naast mij in de boom een mini kikker de boom opklimmen. Wildlife nummer 8. We hebben nog maar net deze gezien of we horen weer geritsel: deze keer een walliby die aan het grazen is. Ja het was een vruchtbare dag.
Een heel verschil met de twee vorige dagen, waar het niet alleen 40 graden was maar waar we in een unieke hoofdstad van vooral gebouwen waren. Canberra is een artificiële hoofdstad, want toen begin 20e eeuw Australia een federale staat werd had men een hoofdstad nodig. Zowel Melbourne als Sydney claimden deze status, dus de oplossing was een nieuwe stad tussen de twee. Een wedstrijd werd uitgeschreven en een architect heeft deze stad ontworpen, met een fake meer. De eerste dag zijn we in de hitte van bijna 40 graden naar het parlement gefietst. In deze temperaturen fietsen heeft iets raar. Het lijkt alsof iemand constant met een haarföhn op hoogste stand in je gezicht staat te blazen waardoor je mond en je ogen uitdrogen. Waar normaal gezien fietsen het effect van een frisse bries geeft, heb je hier dus een compleet omgekeerd effect. Je snakt naar een airco en drank. Dus bezoeken we het parlement. Nico heeft zijn zakmes in zijn broekzak zitten. Ja als er nu iets is wat je niet moet doen is dit natuurlijk. Maar de zakmes wordt in bewaring gegeven en wanneer we terug naar buiten gaan krijgen we deze met een lach terug. Het parlement in gebouwd in een heuvel van gras en is zeer open. Aan de ene kant is de kamer en aan de andere de senaat en in between de ontmoetingsruimte. In gans het parlement hangen 2600 klokken want als er moet gestemd worden klikt een alarm en hebben de parlementariers nog 4 minuten om binnen te zijn. Ja over fitness gesproken. De kamer is in zitting: er zitten nog welgeteld 3 parlementairen, en na 5 minuten is het er nog eentje ... De stad ziet er onmenselijk koel en verlaten uit wanneer we om 17h naar de camping fietsen. Geen cafeetje, geen restaurantje, niets ...
De volgende dag bezoeken we een bijzonder stijlvolle tentoonstelling van Nick Cave in de National Library, proberen we vat te krijgen op het Nationaal musuem van Australia (sommigen noemen het postmodern anderen een kakafonie van stijlen – ik weet zelf niet wat het juist is maar het is iets bijzonders!). 's Middags eten we in PJ O'Reillys een jacked patatoe en verkennen we het winkelgedeelte (dit voelt echt europees aan, meer dan Adelaide, Melbourne of Sydney). We sluiten af met de War Memorial: een gigantisch museum waar je zeker een dag in kunt doorbrengen en waar België gezien WWI een belangrijke rol speelt. (de slag om Mesen).
's Avonds ontmoeten we terug Bruce en Jenni, die we steeds weer lijken tegen te komen. Bruce trakteert ons op Barramundi (de Australische vis waar iedereen zelfrespecterend aussie op vist of toch van droomt). 's Avonds bij veel bier en wijn vertellen we over ons avontuur door de Snowy mountains en hoe we via een dirt road van 150 km door de Snowy mountains zijn gereden. Bruce kijkt ons met grote ogen aan, want hij heeft de sealed highway doorheen de Snowy mountains genomen en dat was volgens hem al een huzarenstukje waarbij hij vaak in eerste moest schakelen. Ja het was inderdaad af en toe best dat slechts 3 a 4 auto's per dag dit traject afleggen, want de twee keer dat we op deze route een tegenligger zijn tegengekomen was het steeds spannend, de weg is eigenlijk maar een rijvak breed en met heel wat haarspeldbochten. Vooral wanneer je daalt (en soms gaat het meer dan 20% naar beneden) en je duwt te hard op je rem dan voel je de wagen zelfs op 4x4 op de gravel doorslippen. Ja en dat is best beangstigend, zowel voor de chauffeur als de passagier.
Wat hebben we voor de rest gedaan? We hebben in Lakes Entrance naar een chique restaurant geweest en een visschotel gegeten amaai! De prijs was ook amaai maar voor zo'n lekker eten, mag het wel ietske meer zijn. In elk land die we bezoeken hebben we een Sus-restorantje. Dit was ons Aussie Sus restorantje. We hebben voor de eerste naar een dvd gekeken in ons mobieltje: In Bruges (eindelijk dus gezien). Daarnaast met de canoe gevaren (of toch geprobeerd) op de Snowy mountains, de Buchan Caves bezocht en een mini schooltje uit 1870 in Suggan Buggan (hilarisch maar tevens vertederend) bezocht.
Maar nu staan we in een NP waar enkele jongeren besloten hebben om een fesstje te bouwen (in een nationaal park????) en we dus waarschijnlijk weinig nachtrust zullen kennen.

zondag 15 november





We trekken verder en rijden naar een NP camping langs de murray river, iets voorbij Berri. De plaatsen zijn niet wat we verwachten, we staan zeer ver van de rivier We rijden naar de andere kant waar volgens de kaart ook nog 2 kampeerplaatsen zijn. Het is terug een rough road en we kunnen allen rechtdoor want geen plaats om te keren. Het is zacht zand, ik stap regelmatig uit om te kijken of we onder de takken kunnen. Plots groeien twee bomen naar elkaar toe – en ik vrees dat de camper er niet door geraakt, dus overtuig ik Nico om niet verder te rijden. Dat betekent achteruit, want draaien lukt niet. Ik navigeer Nico, maar het is zeer moeilijk omdat Nico mij niet steeds in zijn spiegel ziet en de motor maakt zoveel lawaai dat hij mij ook niet hoort roepen. Na een 700 meter achteruit rijden in hachelijke toestand bereiken we een plaatsje waar we kunnen draaien, vlug weg want dit is echt niet geschikt voor een camper. We besluiten om verder te rijden naar Renmark aar we in Plush bend een plaatse aan de Murray river vinden. Heerlijk. Met de fiets naar Renmark Mac Donald om eventjes te internetten.
De volgende dag rijden we via Mildura naar Mungo NP. Ze voorspellen temperaturen tegen de 40 graden. Vandaag nog 35 graden, dus als we naar dit NP (in the middle of nowhere met niets van schaduw) willen, moeten we het echt wel nu doen. 100 km dirt road, gelukkig in een redelijke toestand maar wat een bulldust wanneer een roadtrain ons passeert – voor enkele seconden zien we niets. Na twee uurtjes stofrijden komen we in Mungo NP. We zoeken een plaatsje in de zon, want schaduw is er niet. De fire danger staat op extreem, vannacht dus geen kampvuurtje. Voor we naar dit park reden, zijn we langs de office van de nationale parken in NSW gepasseerd. In NSW moet je steeds een day use fee betalen én camping. Dus willen we een jaarpas kopen, uiteindelijk overtuigt de ranger ons om geen day use fee te betalen en enkel camping: geen mens die er van wakker ligt. Dus betalen we enkel de camping en laten we de day use fee aan ons voorbij gaan. Ja als de ranger zegt dat we het zo moeten doen ...
Mungo NP is onderdeel van Willandra lakes, opgedroogde meren uit de ijstijd waar men verschillende restanten van de ijstijd heeft gevonden, het is één van Australia's werelderfgoed. Vol verwachting rijden we het park binnen, op weg naar de chinese wall (versteende duinen rond het uitgedroogde meer). De verwachtingen zijn hoog, maar we zijn onwaarschijnlijk teleurgesteld. De duinen zijn amper een duim hoog en op onze foto's lijken ze indrukwekkend, net zoals de vele foto's in de brochures. Maar in realiteit zijn ze pietluttig en sta je er naar toe staren met enkel de vraag: hebben we hiervoor 100km dirt road gereden? Nu begrijp ik waarom de ranger ons overtuigde om geen day use fee te betalen! Op de terugweg bekijken we de woolshed uit de jaren 1850. Het is volgens ons indrukwekkender dan de stomme chinese wall. Wij hebben de chinese wall in het echt gezien, hoe durven ze dit de naam te geven van chinese wall. Het is waarschijnlijk terecht dat ze dit werelderfgoed noemen, want voor paleantologen moet dit de hemel op aarde zijn, maar voor een toerist is dit een ontgoocheling.
We trekken terug naar de campground en terwijl een paar hollanders hopeloos proberen de vliegen weg te slaan, zitten wij ins onze no fly zone tent te genieten van een drankje en een hapje. Wat is ons tentje toch een heerlijkheid!
De volgende dag trekken we terug naar Mildura. De was is een hoop geworden en alle electrische toestellen moeten opgeladen worden, dus naar een camping. De All seasons camping is een verademing. Groen gras, prachtig sanitair (in elke douche hangt een handdoek voor als je uit de douche stapt), een heerlijk zwembad. We fietsen naar Mildura en zijn verrast wanneer op zaterdagnamiddag alle winkel gesloten zijn. Tegenover de camping is Rays outdoor, een campingwinkelketen. Eventjes gepasseerd en nieuwe bergschoenen gekocht, hopelijk helpt mij dit beter in de bergjes (maak ik mezelf wijs)
De temperatuur in Mildura is 37graden, maar men verwacht de komende dagen temperaturen boven de 40 graden. We besluiten om naar de kust te rijden.
Eerst naar de Grampians. De vorige keer (april 2006) was bijna alles afgesloten wegens een mega bushfire in januari die meer dan de helft van het park in as had gelegd. Het park zag er toen zwartgeblakerd uit, angstaanjagend zwart. Nu is alles groen. We stoppen om een wandeling te maken naar Mac Kenziefalls (de vorige keer nog gesloten wegens de brand). Ontgoocheling want we kunnen maar wandelen tot aan de fishfalls. De track is nog steeds omwille van de bushfires afgesloten. Dan maar rijden naar de falls. Via honderden trappen daal je af tot je aan de voet van de falls bent: heerlijk. Maar natuurlijk moet je weer naar boven en dat in temperaturen van 35 graden.
We kamperen in Jimmy's Creek, die ook volledig afgebrand was in 2006. De campground is heropend maar de meeste bomen zijn gesnoeid en dus is er weinig schaduw, toch blijven we hier want het gras is zo mooi groen dat ik er verliefd op ben geworden. We staan er alleen en maken er kennis met een bushshower. Een emmer die vult met water en waar onderaan een douchekraan is bevestigd: wat een heerlijkheid deze bushshowers! 's Avons wordt de campground overspoeld met wallibietjes – logisch met dit groene gras.
We wandelen naar Teddy bear gap: stevig bergop (met de nieuwe bergschoenen, uiteraard): wat een uitzicht. Daarna maken we nog een wandeling in de grand canyon en een stevige klim naar Mount Williiam. Het zicht is adembenemend mooi maar jammer genoeg verstoord door enkele grote zendmasten.
We rijden door naar de kust: Port Fairy en de great oceam road. Aan de kust heeft men last van coastal fog waardoor het soms echt wel een heel stuk kouder is. Wanneer we in Johanna Beach komen, lijkt het alsof we in Schotland zitten. Zacht glooiende groende heuvels, met verschillende schapen en volledig gedompeld in grijze mist. Dit is echt om depressief van te worden. Want mensen aan dit soort weer vinden, zal ik nooit begrijpen. Dus rijden we richting binnenland, weg van de mist. Onze eerste stop zijn de treplet Falls. Langs een dirt road komen we in het regenwoud terecht. Een wandeling van een uurtje brengt ons bij de falls: wat zijn ze mooi, wat is de omgeving (groene regenwoud) adembenemend. Misschien is het omdat we zoveel tijd in de dessert hebben doorgebracht dat we de schoonheid van dit regenwoud zo weten te appreciëren. We rijdens verder naar beauchamps falls waar we willen overnachten: closed! Lap dan maar verder rijden naar de Hopetoun Falls. Daar mogen we niet overnachten dus rijden we verder naar Stevensons Falls. De weg is niet voor caravans ... aaai meestal is dat geen goed teken. De weg is kronkel wonkel in het veelvoud, nog eger dan de Griekse wegen. Je ziet totaal niet wat er achter de bocht komt, de weg is amper breed genoeg voor één wagen en constant maakt men je er attent oip dat er mogelijks een truck met hout achter de hoek op jou wacht. Als je weet hoe de trucks in Australia rijden, dan zou je moeten beseffen dat de 12 km één van de meest angstaanjagende 12km geweest zijn. De weg met waarschijnlijk meer dan 50 angstaanjagend bochten baant zich door het regenwoud waardoor de felle zon zich door de hoge bomen een weg baant maar waardoor de zon eerder een stroboscoop lijkt. Na 6 km heeft Nico er genoeg van, maar ja er komen nog 6 km dus al vloekend en puffend rijdt hij verder, steeds weer hopend dat er achter de hoek geen mastodont van een truck met hout staat te wachten. Gelukkig zijn er weinig tegenliggers, maar misschien is het net dit die het zo vermoeiend maakt, want je moet steeds op je hoede zijn en toch komt er gene ...
Tegen 16h zijn we in Stevensons Falls, wat een heerlijke campground. 's Avonds een kampvuurtje, heerlijkontspannend.
's Morgens wandeling naar Stevensons Falls gemaakt (het is echt wel de week van de watervallen) terug in een prachtige regenwoudsetting. Nico wil graag wat verder rijden, dus rijden we naar Elisabeth lake. Een zeer recent meer, want in 1952 is er zeer veel regen in deze regio gevallen en hierdoor is er een grote aardverschuiving geweest die de rivier heeft afgedamd en waardoor dit meer is ontstaan. Terug via een dirt road. We zijn een paar km ver wanneer we SSSSSSSSST horen. Onmiddellijk roept Nico: platte band. Was ik toch niet net aan het denken: eigenlijk hebben we wel geluk dat we nog geen platte band hebben gehad. Nooit denk ik dit nog!!! Het is tussen twee haakjes vrijdag de dertiende. Maar Nico legt heel deskundig de nieuwe band er op. Aangekomen aan lake elisabeth blijkt dat de camping enkel nog een walk in is. Maw je kunt alleen nog met een tentje kamperen. JA wat was de datum ook al weer? We wandelen tot het meer, een koppel waarschuwt ons voor de snakes, ze hebben er verschillende gezien. Neen, toch ... wij komen geen tegen, of toch bijna. Ware het niet dat we aan de camper plots een voor onze voeten zien wegkruipen. Ben ik blij dat dit een walk in camping is en wij hier dus niet kunnen overnachten. Stel je voor met al deze snakes ... wie weet zit de mulga er tussen.
Dan maar naar Colac om te tanken en een nieuwe band te kopen (280$). We kamperen aan lake colac waar miljoenen muggen boven ons hoofd zoemen. Nog nooit zoveel muggen bij elkaar gezien, zelfs niet in Finland!
Vanuit Colac rijden we richting Torquay (surf hoofdstad van Australia) waar we wat kledij kopen en zo naar Werribee, 35 km van Melbourne. Men zegt dat je op een dag in Melbourne de 4 seizoenen zizet passeren. Ja het is waar!

Donderdag 5 november





Donderdag 5 november
We hebben ons eerste slecht weer in Australia gehad . Welgeteld 36u grijs en regenachtig maar steeds 20 graden, maar na de 38 graden van de laatste dagen voelt dit aan als ijskoud. Gelukkig is het nu weer 25 graden, zonnig. Dit weekend voorspellen ze temperaturen boven de 35 graden. Oef ...

Na de Flinders Ranges zijn we naar Adelaide gegaan en hebben we de geneugten van een stad geproefd. Na weken in de bush en rijden van roadhouse naar roadhouse hopend dat we voldoende water en fuel hadden, is een stad leuk. Adelaide is volgens mij kleiner dan Brugge. Het is een nieuwe stad en de stad is volledig omringd met groenzones. Deze groenzones zijn groter dan de stadscentrum zelf. Wij hebben gekozen voor een camping in een NP zo'n 10 km met de fiets. De campinguitbaatster kijkt ons aan alsof we zot zijn: het is wel 10k naar de stad. Maar wat is 10k. Wanneer ze onze nationaliteit ziet, toont ze het aan haar man. Het is een Antwerpenaar die reeds meer dan 45 jaar in Australia woont. Maar hij lijk niet echt graag over België te praten. Ach ja.

Met de fiets rijden in Australia is een beetje zelfmoord plegen, de auto's houden nl. geen rekening met fietsers en passeren op 10 cm van je – best beangstigend vooral gezien ze allemaal met halve trucks rijden. Na een dag hadden we echt wel Adelaide gezien en hebben we gefietst langs de Torrens Rivier naar West Beach – Glenelg. Om de drukke wegen te vermijden hebben we de GPS ingesteld op de kortste weg en zo biedt hij ons een terugweg aan langs de binnenwegen. In Adelaide was het 36 graden en zeer zonnig. De normale temperatuur is 24 graden.

Daarna zijn we naar een NP aan de zee gereden. Er start een wandeling zo'n 6km van de campground naar een waterval. De wandeling wordt als hard omschreven en ondertussen weten we dat deze wandelingen niet te onderschatten zijn. We rijden met de fiets de 6 km langs een rough road met stevige afdalingen langs een corrugated gravel road (suicide!!!). Op de wandeling komen we een koppel tegen die niet tot aan de waterval is geraakt wegens te gevaarlijk. Lap! Maar met de hulp van mijn reddende engel geraak ik wel tot aan de waterval. Terug naar boven klimmend op handen en voeten besef ik welke vreselijke afdaling ik juist gedaan heb. Het zweet gutst naar beneden, want de temperatuur gaat naar de 40 graden. Maar eenmaal boven waait het heftig, een koude wind. Wanneer we terug aan de campground zijn is het echt koud, stormt het en regent het. Een namiddag lezen in ons mobieltje.
Nico heeft een 969 blz Engels boek uit! En Shocking heeft de Melbourne Cup gewonnen.
De laatste twee dagen zijn we aan de Murray rivier. Deze rivier vormt de levensader voor South Australia want gans de drinkwatervoorraad wordt uit deze rivier gehaald. De rivier is de laatste jaren zorgwekkend gedaald en dus zoeken ze allerlei alternatieven. Maar wij hebben met onze canoe genoten (mijn armen iets minder) van de river murray en zijn kreken.
Bruce en Jenni bellen ons op want ze zijn in de buurt. Heerlijk om elkaar terug te zien. Ze zijn in Sunshine Coast half december, net wanneer wij er ook zullen zijn. We beloven elkaar te bellen en elkaar zeker weer te ontmoeten.